In Den Haag Centraal van 3 december 2020 stond een groot interview met Marcel door Vera de Jonckheere:
‘Daan is mijn beste vriend’
Uit het zojuist verschenen uiterst persoonlijke boek van de Haagse auteur, cabaretier en presentator Marcel Verreck (59) ‘De adem van mijn zoon’ spreekt een ongekende verbondenheid met zijn zoon Daniël (13). Ongezocht zijn vader en zoon nu ook verenigd in een Covid-19-besmetting die hen noopt in quarantaine te verblijven, gescheiden van elkaar. Het interview vindt daardoor eveneens op aerosol-veilige afstand plaats en per telefoon.
Marcels montere stemgeluid klinkt vanuit zijn in de Bomenbuurt liggende huis wat omfloerst en zijn rappe woordenstroom wordt af en toe onderbroken door een raspende kuch. Vaker door een warme stembuiging zodra hij het over Daan heeft: “Ik heb hem net even via FaceTime gezien, hij moest lachen toen hij mij zag.” Voor de vele volgers van Marcel op de sociale media behoeft het geen uitleg: Daan is een bijzonder kind, bijzonderder nog dan Dik Trom.
De trotse vader legt het graag uit. “Wereldwijd zijn slechts acht mensen getroffen door dezelfde aandoening als Daan. In het jargon van de klinisch geneticus op basis van DNA-onderzoek: PMR bij de novo mutatie GRIN1 gen, dat een rol speelt bij de glutamaatvorming in de hersenen. Ik zie de neuroloog nog het appelboortje in Daans bil zetten om het benodigde DNA-materiaal te verzamelen. De simpele uitleg is dat de bedrading niet goed functioneert, de receptoren van de zenuwbanen die van belang zijn voor de motorische en cognitieve ontwikkeling werken niet optimaal.” Het witte litteken dat het ‘appelboortje’ naliet, vormt voor poëet Marcel een van de vele kapstokken voor een klein impressionistisch schilderij-in-woorden.
Zijn boek over Daan (én Marcel, niet te vergeten) is in wezen een mozaïek van dagelijkse momenten, door de bril van een intens betrokken vader gesublimeerd tot een eerbetoon aan onvergankelijke liefde.
“Voor mij benadrukken de verhaaltjes tevens de tragikomedie van het leven. Het laatste wat ik beoogde is een klaagzang – die is ook totaal niet aan de orde. Ik weet dat er ouders zijn die een dubbelgehandicapt kind als kommer en kwel ervaren, maar ik zie mijn zoon als uniek, als een kind met iets wat anderen niet hebben.”
Hij beschouwt Daan als een groot geschenk, ook al blijven zijn eigen acrobatische toeren om hem bijvoorbeeld in bedwang te houden tijdens het veelvuldig verschonen van ‘enorme luiers’ – ‘je hebt er eigenlijk vier à vijf handen voor nodig’ – niet zonder gevolgen voor zijn gewrichten.
“Eerlijk gezegd ben ik wel een beetje gesloopt: vaak pijn in mijn rug van het tillen en mijn knieën laten het ook wel eens afweten. Een paar kilo minder zou inderdaad niet gek zijn, maar daar doet Corona nu weer zijn best op.”
Tragikomedie
Aan kwinkslagen ontbreekt het niet tijdens het gesprek, de cabaretier in hem zet zijn antenne voor relativering en tragikomedie bij voorkeur niet op ‘even niet beschikbaar’. ‘De adem van mijn zoon’ heeft dezelfde toon. Sporadisch breekt de pijn ‘als een vlammende pijl’ door, na bijvoorbeeld een onhandige constatering van een caissière – ‘weet je dat zulke kinderen heel veel kunnen met gebarentaal?’ – een peuterleidster op de crèche – ‘Daan doet een heleboel dingen nog niet’ – of een humeurige begeleider in de bus.
“Tien jaar geleden, rond de tijd dat het speciale aan Daan zich onontkoombaar openbaarde, nadat zijn moeder Margo en ik eerst lang meenden dat ieder kind nu eenmaal zijn eigen tempo van ontwikkelen heeft, ben ik begonnen mijn ervaringen met hem op te schrijven. Ja, we waren die beginjaren geneigd omstandigheden te creëren waardoor het allemaal logisch was. (gulle lach): Een beetje zoals Trump doet. Godfried Bomans ging ook pas op zijn vijfde praten, prentte ik mezelf in.
Overigens is er gelukkig geen enkele aanleiding om te denken dat Daan niet gezond zou zijn. Er zijn mensen met deze aandoening die epileptisch zijn en daar heeft hij geen last van. Zijn karakter is vriendelijk, lief, nooit lastig. Daan heeft een fabrieksinstelling van goedheid, hij is mijn beste vriend. Het voelt als wij samen, tegen de rest van de wereld.”
En, niet dat het doorslaggevend kan of mag zijn, maar met zijn zwarte ogen, enorme krullenbol en fijne gezicht is Daan reuze innemend en aantrekkelijk. Marcel wéét dat hij op borrels (van DHC) nooit meer succes bij de dames heeft, dan wanneer hij Daan voor zich uit naar binnen rolt. “Daantje steelt onaangedaan overal de show. Een foto van Daan boven een stukje over hem op FB, genereert gegarandeerd drie keer zoveel belangstelling.”
Indrukwekkende stoelgangmomenten
Het is niet altijd feest met de kleine man die intussen aardig uit de kluiten gewassen is. Marcel heeft wel eens op de rand gebalanceerd van de corrigerende tik.
“Die zou evenwel niets corrigeren, want Daan moet alleen maar lachen om boosheid, vooral om de daarbij behorende geluiden. Zijn gehoor is uiterst gevoelig.” Van het verschonen van de enorme ‘hygiënische windsels’ doet de auteur met onnavolgbaar enthousiasme verslag, in zeer plastische bewoordingen. De in het boek gebezigde omschrijving ‘indrukwekkende stoelgangmomenten’ is niet lichtvaardig gekozen.
“Het verschonen is een vorm van hogere acrobatiek die veel lichaamskracht vereist. Zonder armfixaties lukt het niet omdat Daan voortdurend uit is op obstructie. Laatst zetten twee juffen van tyltylschool De Witte Vogel, Daans middelbare school, zich aan deze schone taak … en ze belandden gedrieën op de grond.” Alle betrokkenen natuurlijk enorm geschrokken maar gelukkig raakte niets of niemand beschadigd. Hoe Marcel dat in godsnaam in zijn eentje voor elkaar krijgt, was de verbijsterde vraag van de juffen.
“Nou ja, ik ben natuurlijk sterk en heb intussen een tactiek ontwikkeld om niet tegen de stroom in te roeien. Toch gaat het wel eens mis, als er bijvoorbeeld een fixatie losschiet met alle gevolgen van dien. ‘Hou nou toch ’s op, man’, brul ik dan boos. Danig geschrokken van het harde geluid valt hij onmiddellijk stil, maar dat is echt een paardenmiddel.”
Van een bevriende medelezer kreeg hij over een eerdere versie van het boek het commentaar dat er ‘nogal wat snot, poep en pies’ in zat. Het bewoog de auteur tot een zekere beperking, maar het fysieke element is eenvoudigweg zeer aanwezig en ook dat weet Verreck tot kunst te verheffen.
“Het bijwonen van de geboorte van een drol tijdens een badsessie van Daan was voor mij een epifanie. ‘Wanneer zie je nou zoiets?” zegt hij met een enthousiasme alsof hij de Champions League Cup heeft gewonnen. Daarover gesproken, hoe gaat hij om met voetbaldromen die iedere vader nu eenmaal voor zijn zoon koestert?
“Tja, het is waar, elke vader hoopt op een klein Cruijffie. Daan voetbalt misschien niet, maar toont onbekommerd het meesterschap van de beperking. Het hebben van Daan is als een vervolmaking van mijn leven.”
Profeet
Ook op school is intussen aan het begrip beperking een prettige wending gegeven. De eerste keer dat Marcel werd geconfronteerd met de vastomlijnde, nogal concrete lesdoelen, kreeg hij een brok in zijn keel bij alle meedogenloze vinkjes achter ‘doel niet behaald’.
“Daans lesdoel is nu heel mooi geherformuleerd. Het Hebben van een Goed Leven! Ik ben heel blij met die mooie omschrijving.” Zo logisch ook, om Cruijff nog maar eens te citeren, terwijl Marcel verder filosofeert: “Het hebben van een goed leven is je vinden in je mogelijkheden en verwachtingen in verhouding tot andere mensen. Ik wil Daan geen profeet noemen (hij schiet weer in de lach), maar hij is een voorbeeld van waar het in de wereld eigenlijk om draait.”
Allerminst een klaagzang! “Ik leid een heerlijk leven waarin ik tot mijn vaderschap op mijn 46e volledig tegemoet heb kunnen komen aan mijn Bourgondische, gulzige eigenschappen. Mijn dromen over theateroptredens, daarin aardige vrienden opdoen, volop genieten en veel van de wereld zien, zijn alle uitgekomen.”
Het hele boek geurt naar familiezin, met een enkele weemoedige terugblik op het ouderlijk gezin Verreck waarvan hij de enig overgeblevene is. Het jonge sterven van zijn ouders en enige zusje noemt hij het ‘spoor van familiaal verdriet’.
“Mijn vader overleed in 1989, mijn moeder elf jaar later en zeven jaar geleden mijn zusje Mirjam. De ziekte van mijn vader openbaarde zich al in mijn jeugd, hij was behept met een wankelmoedigheid die soms resulteerde in overmatig alcoholgebruik. In feite was hij geruime tijd het gezamenlijk zorgenkind van mijn moeder en mij. We hielden veel van hem.” Toen hij stierf, schreef Marcel het liedje ‘Opgelucht verdriet’.
‘De adem van mijn zoon’ ligt naast hem op bed. Hij roept uitgelaten: “Toevallig kleurt het boek uitstekend bij mijn beddengoed. Nu ik hier zo voor pampus lig, lees ik er af en toe een verhaaltje uit en weet ik subiet weer wat ik van het bewuste moment leerde. Zoals de kinderen op het Weigeliaplein die op Daan en mij afliepen en vroegen: ‘wat is er met die jongen?’ Ik antwoordde naar waarheid: ‘Daan is vandaag jarig en jullie gaan voor hem zingen.’ Dat deden ze stante pede. Ook al ben ik niet wars van cynisme, ik besef dat van dat heerlijk kinderlijke denken zóveel meer kracht uitgaat.
Spel is gelukkig mijn uitgangspunt gebleven, ik ben geen verbitterd mens. Waar andere ouders zeggen dat alles zo snel gaat en je kind voor je het weet op kamers gaat, heb ik het geluk dat ik nog steeds een lieve baby thuis heb.”
Geboren: 1960, Den Haag
Opleiding: 1979, VWO 1e V.C.L. Den Haag
1979-1986 Studie Nederlands VU en UvA
Carrière: 1987, wint samen met Paul Pleijsier het Leids Cabaret Festival; 1987-1992 theaterprogramma’s Verreck & Pleijsier;
Vanaf 1992 soloprogramma’s en diverse samenwerkingen met opnieuw Paul Pleijsier, cabaretier Sjaak Bral en gitaarvirtuoos Johan Frauenfelder (De Règâhs)
Daarnaast werkt(e) hij veel voor tv, radio en geschreven media en hij publiceerde een aanzienlijk aantal boeken.
Tip: elke zaterdag verzorgt hij een actuele column op Den Haag FM. Vera de Jonckheere