Interview met Nico Heemelaar voor Algemeen Dagblad – Haagse Courant

Mooi interview door Nico Heemelaar met dito foto van Frank Jansen in AD/HC van zaterdag 30-1-21 over mijn leven met Daantje en het boek ‘De adem van mijn zoon’.Voor wie het op de afbeelding niet kan lezen, hierbij de tekst:

Het is stil in huis zonder Daan

De 13-jarige zoon van schrijver, cabaretier en presentator Marcel Verreck woont sinds twee maanden niet meer thuis. Daantje is dubbel gehandicapt, de liefste jongen ter wereld die altijd vrolijk is. ‘De adem van mijn zoon’ heet het boek waarin Marcel in 128 verhalen van 150 woorden vol liefde, ontroering en humor schrijft over de bijzondere band met zijn zoon.

,,Hé, daar loopt Sinterklaas”, zegt Marcel Verreck aan de tafel voor het raam in zijn bovenwoning in de Haagse Bomenbuurt. Beneden op het winkelpleintje passeert acteur Stefan de Walle met een boodschappentas in zijn hand.

,,Dit is een heerlijk buurtje. Vanochtend ben ik nog even bij Johan Frauenfelder langs geweest, flamencogitarist, frontman van De Règâhs en een goeie vriend. Ook hij mist hij het publiek, de sociale contacten, de dynamiek. Marnix Rueb, de in 2014 overleden cartoonist en geestelijk vader van Haagse Harry woonde hier ook vlakbij. “Een heel bijzondere, uitzonderlijk getalenteerde en bescheiden man. Marnix mis ik nog steeds ontzettend. Vaak nam ik Daantje mee als ik bij hem langs ging.

”Daantje is Daniël Verreck, een wolk van een baby die op de ritmische datum van 27 juli 2017 (27-07-17) in het Bronovo Ziekenhuis het levenslicht ziet. ,,Dezelfde gynaecoloog die ook de prinsessen van Oranje ter wereld heeft geholpen”, merkt hij op. Een prinsenkind, zo noemt Marcel zijn oogappel in een van de verhaaltjes in ‘De adem van mijn kind’. Een prinsje is het zeker: een knappe jongen met reebruine ogen, die altijd lacht en zo’n mooie bos krullen heeft, dat je hem als vader altijd over de bol wil aaien.

Daniël werd weliswaar drie weken te vroeg geboren, maar alles leek ‘normaal’. Een Johan Cruijff in de dop, de voetballer waarvan Marcel Verreck zelf droomde toen hij met zijn vriendjes uit het Statenkwartier voetbalde op het veldje aan de Johan de Wittlaan achter het hotel waar op dat moment de voetballegende logeerde met het team van Barcelona. ,,We sloofden ons uit met balletje hoog houden in de hoop dat Johan Cruijff het vanuit zijn hotelkamer kon zien en hij misschien wel naar buiten kwam.”

Crèche

Dat bij de zoon het talent ontbreekt om uit te groeien tot een Johan Cruijff, daar kom je als vader wel overeen. Maar hoe reageert dezelfde vader als die te horen krijgt dat zijn zoon nooit zal kunnen voetballen en dat hij ook geestelijk niet in staat is om daarover te mogen dromen?

In ‘De adem van mijn zoon’ beschrijft Marcel Verreck (60) het moment dat hij werd aangesproken door de leidster van de crèche waar hij zijn zoon dan al een jaar lang twee dagen per week zorgeloos naar toe brengt. ‘Ik moet even met je praten.’ Ze is een stoere Westlandse moeder, oer-Hollandse baken in de liefdevolle multiculturele crèche, die genoemd is naar de villa van Pippi Langkous. (…) ‘Ik heb Daan geobserveerd’, zegt ze, ‘en hij doet een heleboel dingen niet’. ,,De schrik slaat om het hart als je zoiets hoort”, zegt hij. ,,Aanvankelijk hoop je dat het allemaal mee zal vallen. Godfried Bomans was tenslotte ook al vijf jaar oud toen hij pas begon te praten. Je zoon komt in een medische molen terecht. Een diagnose is er niet 1-2-3, maar langzaam wordt het duidelijk dat er echt iets aan de hand is. Toen ben ik begonnen met verhaaltjes over hem te schrijven.”

Marcel Verreck leeft alweer een tijdje gescheiden van Margo, de moeder van Daan. Na het stoppen van hun relatie hebben ze een co-ouderschap opgezet. Toen Margo twee jaar geleden aangaf dat de verzorging haar te zwaar werd, kwam Daan definitief bij Marcel in huis. Twee keer per week ging hij naar zijn logeerhuis in Wateringse Veld, overdag werd hij met het busje opgehaald naar Tyltylcentrum De Witte Vogel, school voor speciaal onderwijs aan de Melis Stokelaan. In De adem van mijn zoon schrijft hij liefdevol over de verzorging van zijn zoon, die naarmate hij groter en sterker wordt, hem ook steeds zwaarder afgaat.

‘Soms, als ik na een vrolijke worsteling onze man in slaaponesie en slaapzakje heb weten te krijgen en hij me vanuit de diepte van zijn hoog-laagbed ligt aan te staren, dan zie ik het gezicht van mijn zus. Wangetjes, glimlach, haar blauwe ogen voor even liefbruin. Ik zie ook mijn eigen jongenshoofd, of hofie zoals wij dat noemden. Nu het moment steeds dichterbij komt waarop de zorg te zwaar wordt en er verder moet worden gekeken dan het ouderlijk huis, dien ik mij te vermannen. Dat lukt op dit soort momenten moeilijk. Ook al omdat ik de laatste van ons vierkoppige gezin ben en Daniël mijn laatst overgebleven zeer nabije bloedverwant is.’ (citaat uit ‘De adem van mijn zoon’)

Marcel Verreck groeide op in het Statenkwartier. Zijn vader was vertegenwoordiger en ooit scheidsrechter in de onderklasse van het Haags amateurvoetbal. Thuis vertelde hij de moppen na die hij onderweg of op het veld van Oranjeplein had gehoord. Zijn ouders waren gek op cabaret, van Toon Hermans tot Don Quishocking.

,,Ik kende hele conférences van Toon Hermans uit mijn hoofd”, zegt Marcel Verreck. ,,Van de nieuwjaarsfooien van mijn krantenwijk kocht ik een dubbel-lp van Gerard Cox en Frans Halsema die toen een fantastisch cabaretduo vormden. Ik zat in het schoolcabaret van het VCL, was actief in de kerk en op zeilkampen. Bij ons thuis was het een zoete inval. We hadden in een van de kamers een pingpongtafel staan. Mijn moeder had soms geen flauw idee wie er in en uit liepen om te komen tafeltennissen.”

Het klinkt als een zonnige jeugd, maar toch hing er altijd een donkere wolk aan de horizon. Zijn vader kampte met een alcoholprobleem. Na de scheiding van zijn moeder trad de verwaarlozing bij hem in. Het leek de giftige cocktail voor een vroegtijdige dood op 55-jarige leeftijd. Zijn moeder werd niet ouder dan 62. Op de dag dat Daan werd geboren, kreeg zijn (enige) zus te horen dat ze kanker had. ,,Daan werd om 19.33 uur geboren, dat is toevallig ook het geboortejaar van mijn vader”, zegt Marcel Verreck. ,,Vanuit het ziekenhuis ging ik direct door naar mijn zus en hebben we lang gepraat, gegeten, gedronken. Ze is maar 50 geworden.”

PaRoMa-trio

Studie, werk en vriendschappen gingen hem fortuinlijk af. In de klas maakte hij vrienden met Rolf, een jongen die viool speelde. Een klas hoger zat Paul Pleijsier, die opviel door virtuoos gitaarspel. Met zijn drieën vormden ze het PaRoMa-Trio, vernoemd naar hun voornamen.

,,We speelden in een tussenstraatje bij de boulevard van Scheveningen”, zegt hij. ,,Op zaterdagavonden haalden we soms 300 gulden op. Mijn vader lachte zich rot .”

Met Paul Pleijsier vormde hij het cabaretduo Verreck & Pleijsier. Ze deden mee aan het Leids Cabaretfestival en wonnen de juryprijs. Samen maakten ze vier theaterprogramma’s, in de periode 1995-2003 volgden nog eens zes soloprogramma’s. ,,Toen kwam een moment dat ik er even doorheen zat”, zegt Verreck. ,,Mijn relatie was stukgelopen en mijn moeder net overleden. Mijn impresario Harry Kies – helaas eind vorig jaar overleden – raadde mij aan een sabbatical te nemen. Toen ben ik gaan rondreizen en over mijzelf gaan nadenken.”

Marcel woonde lang in Amsterdam, leerde Margo kennen, keerde terug naar zijn geboortestad Den Haag, kocht het huis waar hij nog steeds woont, en werd op 46-jarige leeftijd vader van Daniël.

,,Als je een kind krijgt, houd je er rekening mee dat je leven er voor de komende 20 jaar totaal anders uit gaat zien”, zegt hij. ,,Toen wist ik nog niet wat voor kind Daniël zou worden.”

Vrolijk mannetje

In de buurt kent iedereen het vrolijke mannetje in de rolstoel en zijn trotse vader. Behalve op het plein met winkels waar sinterklaas Stefan de Walle zijn inkopen doet, kijkt hij vanuit zijn woonkamer uit op Knetemann Quality Fitness. Een begrip in Den Haag. Zelf heeft hij er ook een tijdje gesport om overtollige kilo’s kwijt te raken, maar sinds hij een tweedehands hometrainer in huis heeft, komt hij er niet meer. In de sportschool van Knetemann komen krachtpatsers die je maar beter te vriend kunt houden.

‘Ook al hangt er dagelijks, waarschijnlijk niet geheel dopingvrij, voor naar schatting zo’n tweehonderd jaar aan gevangenisstraf aan de apparaten, de sfeer is er zeer gemoedelijk’, schrijft ervaringsdeskundige Verreck in zijn verhaaltje ‘Sportschool’. Toen ik laatst met Daantjes rolstoel in de weer was, werd ik zomaar aangesproken door een stamgast: ‘Ik zie jou vaak met je kleine jongen en ik wou even zeggen dat je een geweldige vader bent.’ Een schouderklop die ik nog voel.’ (citaat uit ‘De adem van mijn zoon’)

Zo wordt hij vaak aangesproken als hij met Daan een wandeling maakt. Kinderen durven rechtstreeks te vragen wat er met hem aan de hand is. Volwassenen hoor je denken ‘ach gut, daar loopt die man weer met zijn zoon’. Daniël heeft een zeldzame aandoening die maar bij slechts acht mensen op de hele wereld voorkomt. Het komt erop neer dat de receptoren van de zenuwbanen die van belang zijn voor de motorische en cognitieve ontwikkeling niet optimaal werken. Fysiek blijft hij doorgroeien. De verwachting is dat hij 1 meter 88 lang wordt. Geestelijk stagneert hij op het niveau van een kind van een jaar.

Het huis in de Bomenbuurt is groot en stil geworden nu Daantje het grootste deel van de week niet meer thuis is. ,,Ik moet nodig een keer gaan opruimen”, zegt hij. ,,Het nadeel van een groot huis is dat je alles bewaart.”

De functies van werk-, hobby- en woonkamer lopen bij hem door elkaar heen. Het huis is bezaaid met boeken, muziek, gitaren en herinneringen aan een veelzijdig leven. In een van de kamers staat de pingpongtafel van zijn jeugd: uitgeklapt en wel met batjes en balletje. Een van de kasten is volgestouwd met boeken die van zijn zus zijn geweest. Langs de trap naar de kamer van Daan een stoellift, net zoals er een stoellift staat in de buitenportiek naar de bovenwoning.

‘Natuurlijk denk ik er weleens aan hoe het zou zijn als Daan een ‘normaal’ kind was geweest, schrijft hij in het boek. Hoe ik met hem zou voetballen. Hoe ik zijn stapjes in het leven zou begeleiden. Hoe we met elkaar zouden praten en ruziemaken. Hoe hij me zou verrassen met aandoenlijke, irritante en verbazingwekkende acties. (…) Zo is het niet, ik koester een andere rijkdom: kwetsbaar en blij, zachtjes van het ene naar het andere moment bewegend, wars van politiek en manipulatie: de natuurlijke Daan. De liefde zelf.’ (citaat uit ‘De adem van mijn zoon’)

Daan is een makkelijk ventje, dat zich overal thuis voelt. ,,Het Westerhonk in Monster is gelukkig niet ver weg als ik hem wil opzoeken”, zegt Marcel Verreck. ,,Hij komt nog steeds een paar keer per week naar huis: van dinsdag tot donderdag en een keer in het weekend. Op zijn Haags gezegd: het is geen verhuìzing, maar een verschuìving.”

De adem van mijn zoon kost €15,- en is te bestellen via de site deademvanmijnzoon.nl. Daar is ook meer informatie over Marcel Verreck te vinden en de voordrachten die hij uit zijn vadersperspectief doet voor ouders en verzorgers van gehandicapte kinderen.

 

Interview met Coen Verbraak in NRC Handelsblad

Mooi, zeer uitgebreid interview over de De adem van mijn zoon door Coen Verbraak in NRC Handelsblad (met een prachtige foto van Merlijn Doomernik) van 12 december 2020:

‘Ik probeer voortdurend het geluk te vangen’

In zijn boek ‘De adem van mijn zoon’ schrijft cabaretier Marcel Verreck over zijn dubbelgehandicapte zoon Daniël. ‘Als ouder van een gehandicapt kind ben je doodsbenauwd dat hij tussen wal en schip zal belanden.’

Het zijn moeilijke weken voor Marcel Verreck. Zijn dagen doordrenkt met het knagende gevoel van afscheid. Dertien jaar heeft hij gezorgd voor zijn dubbelgehandicapte zoon Daniël. Altijd met goede moed. Maar de zorg begon te zwaar te worden. Til een jongen van dertien maar eens een paar keer per dag in of uit zijn rolstoel, op de traplift of in zijn bed. Hij vond na lang zoeken een goede plek waar Daniël het grootste deel van de week kan wonen. En net nu, in de laatste week dat ze nog samen zouden zijn, heeft Verreck (59) Corona opgelopen. Daniël verblijft zolang in een opvang van de zorginstelling, zijn vader zit in zijn eentje thuis. De tranen schieten Verreck in de ogen als hij erover praat. ‘In het zicht van de haven strand je alsnog. Dat wilde ik juist zo graag voorkomen.’

Het besef hoe kwetsbaar hij is als zorgende alleenstaande ouder -zijn ex-vrouw zorgde ook lang voor Daniël, maar kon de intensieve zorg fysiek al eerder niet meer aan- drong pas echt tot hem door tijdens de eerste Corona-golf. De tyltyl-school ging dicht, hij zat de hele dag met zijn zoon thuis. ‘De zwaarte van de zorg, met heel weinig hulp, was enorm. En voor Daan zelf was het ook niet leuk. Natuurlijk hou je dat vol. Je instinct is om voor hem te zorgen, omdat je zoveel van hem houdt. Hij is mijn gezin, mijn familie. Ik heb mijn ouders en mijn zus al vroeg verloren. Mijn vader stierf toen hij 55 was, mijn moeder werd 62 en mijn zusje maar 50. Daniel is mijn enige naaste verwant. En heel kwetsbaar; er moet 24 uur per dag voor hem gezorgd worden.’In zijn net verschenen boek De adem van mijn zoon beschrijft Verreck hoe vader en zoon de afgelopen jaren samen doorbrachten. Dat levert aangrijpende verhalen op, waarin liefde en gelukzaligheid afgewisseld worden door onzekerheid en angst voor de toekomst.

We mogen in de snoezelruimte. Daar is hij graag. Ik posteer me naast hem op het waterbed en samen kijken we naar de kleurige voorstellingen die op plafond en wanden worden geprojecteerd. Zijn glimlachende hoofd rust op mijn oksel en ik probeer een selfie van deze golvende gelukzaligheid te maken. Het is niet dat ik ernaar verlang te sterven, maar mocht het ooit gebeuren, dan liefst in zo’n allesomvattend innig moment.

Verreck was al 46 toen zijn zoon werd geboren. Daarvoor had hij helemaal geen tijd voor kinderen. Hij timmerde eind jaren tachtig, begin jaren negentig hard aan de weg als cabaretier. Eerst met het duo Verreck en Pleijsier -in 1987 wonnen ze de juryprijs op het Leids Cabaret Festival- later als solist. Hoewel de kleinere zalen goed gevuld waren, begon het rond de millenniumwisseling minder te gaan. ‘Ik zat slecht in mijn vel, werd veel te dik. Ik was verwikkeld in een ratrace met mezelf.’ Hij legde zich vervolgens toe op het schrijven van boeken, en op columns voor radioprogramma’s van Rob Stenders en voor Spijkers met koppen. En toen kwam hij Margo tegen. Zij werd de moeder van Daan.

‘Daan lag daar maar’

Daniel zat al een jaar op de crèche toen een van de leidsters Verreck aansprak. ‘Ik moet toch ‘ns met je praten. Ik heb Daan geobserveerd en het valt mij op dat hij allerlei dingen nog steeds niet doet.’ De schrik sloeg hem om het hart. ‘Ik werd overspoeld door een golf van paniek. Tegelijkertijd probeer je jezelf gerust te stellen. Ach nee, iedereen heeft toch zijn eigen tempo? Godfried Bomans was al vijf toen hij voor het eerst ging praten.’ Al viel het hem inderdaad wel op dat andere kinderen op die crèche allang aan het kruipen waren, en zich gingen optrekken aan de spijlen van hun box. ‘En Daan lag daar maar. Maar hij at goed. En hij was ontzettend lief.

Tot zijn tweede, derde jaar blijf je hopen dat er nog een inhaalslag komt.’ Totdat genetisch onderzoek onomstotelijk een ernstige afwijking aan het licht bracht. ‘Een mutatie waarbij er iets niet goed functioneert in de bedrading van de zenuwbanen. Er zijn maar een stuk of acht kinderen op de wereld die dit ook hebben. Basale reflexen zijn er wel; als je een lepel bij zijn mond brengt, gaat hij eten. Hij kan inmiddels ook zitten. Maar er komt eigenlijk weinig meer bij. Zijn geestelijke leeftijd ligt op nog geen jaar.’

Verreck heeft nooit moeite gehad om het te accepteren. Daar heeft hij niet eens over nágedacht. ‘Omdat hij vanaf het eerste moment direct zo ontzettend “Daan” was. Ik heb hem in mijn hart gesloten zoals hij wás. Niet zoals hij niét was.’

Hij is ook al vroeg over Daan gaan schrijven; columns voor de plaatselijke krant. ‘Met zo’n kind maak je zoveel mee. Ik heb in mijn vroegere bestaan al veel beleefd, heb de hele wereld rondgereisd. Maar het is veel indrukwekkender om middenin de nacht je kind te staan wiegen omdat hij een aanval van pseudokroep heeft. Op zo’n moment besef je: hij is volkomen afhankelijk van mij.’

Ik ging Daan ophalen in het logeerhuis waar hij elke donderdagavond naar toe gaat. Ik was er om tien uur, het regende vies. Vandaar dat ik besloot een autotochtje te maken langs de spaarzame grazige weiden van de Randstad. Stompwijk, Zoeterwoude, via Voorschoten en Wassenaar naar huis. Vervolgens belandde onze jongeman op de bank in mijn werkkamer. Eerst werd er geknuffeld, daarna startte ik mijn computer op. Prompt ontving ik enige teleurstellende zakelijke mededelingen. Buiten werd het moeizaam lichter, maar vanaf zijn speelplek verzorgde Daan een vrolijk concert. Bevond het ware kapitaal zich toch op de bank.

Zijn carrière als cabaretier stond al langer op een lager pitje. De zorg voor Daniel maakte optreden vervolgens nog moeilijker. ‘Ik ben gewoon vaak niet beschikbaar. En in het theater sta je heel snel op achterstand. Als je niet voortdurend aanwezig en zichtbaar bent, ben je weg. Er zijn inmiddels zoveel cabaretiers bijgekomen. Mijn impresario zei na een tijdje: “ik denk dat ik jou op deze manier niet meer geprogrammeerd krijg”. Laat ik eerlijk zijn: dat heeft ook met je positie te maken. De echte top heb ik niet gehaald. Ik deed lekker mee in de subtop. En ik moet toegeven dat ik er ook wel een beetje genoeg van kreeg. Stond ik wéér Johan Cruijff te imiteren om het publiek te behagen. Ik ben niet voor niks steeds meer boeken gaan schrijven.’ Daan mag dan wel groeien, veel geestelijke of lichamelijke ontwikkeling zit er niet meer in. Dat beseft zijn vader terdege. Hij heeft allang geaccepteerd dat zijn zoon zich nooit zal voegen bij de jongetjes die verderop in de straat aan het voetballen zijn. Al komt de werkelijkheid soms toch even onverhoeds genadeloos bij hem binnen.

‘Ik moest ‘m een paar jaar geleden laten vaccineren. Dan zie je allemaal kinderen die precies even oud zijn als Daan. Alleen verkeren ze in een totaal andere staat van zijn. Die jochies staan met elkaar te overleggen wanneer ze eindelijk in het Nederlands Elftal mogen. En ik kom daar met een soort grote baby in een rolstoel. Dat doet toch wel pijn. Al was het heel aardig dat we direct uit de rij werden gehaald, zodat we niet een soort attractie werden. Dat vond ik een geruststellend teken van beschaving.

’In ‘De Adem van mijn zoon’ is ook voortdurend een diepe melancholie voelbaar. Dat hoort bij hem, zegt Verreck. ‘Ik neem heel moeilijk afstand. Ik probeer voortdurend het geluk te vangen, in de wetenschap dat het weer teloor zal gaan. Ik heb helaas al vaak afscheid moeten nemen van mensen. Ook bij het opvoeden van je kind voel je hoe meedogenloos de tijd verglijdt. Ik zie hoe hij groter wordt. Die lieve shirtjes van vroeger past hij allang niet meer.’

Heerlijk, naar Emmen

Het vaderschap heeft hem veranderd. Soms komen opeens de tranen. Bij het veel gesmade Koningslied werden zijn wangen zomaar nat. In de videoclip, gemodelleerd naar het filmpje van 15 miljoen mensen, komt te midden van talloze landgenoten ook een blij gehandicapt jongetje voorbij. ‘Ik keek er van de week weer even naar en moest direct wéér huilen. Zo’n beeld van een jongetje in een rolstoel dat vrolijk zit te verven raakt me diep. Hij hoort er óók bij. Als ouder van een gehandicapt kind ben je doodsbenauwd dat hij tussen wal en schip zal belanden. Iemand als Daan moet altijd beschermd worden. Zijn leven lang, vierentwintig uur per dag. Daarom is vertrouwen in andere mensen zo belangrijk. Ik moet het uit handen durven geven.’

Dat zit ook wel diep in hem verankerd. Hij is blijmoedig van aard. ‘Ik ben blij met wat mij toevalt. Dat is altijd mijn basisgedachte geweest. Ik zag in het cabaret weleens collega’s die succes heel vanzelfsprekend vonden. “Moet ik verdorie vanavond helemaal naar Emmen, zeg”. Terwijl ik het een heerlijke gedachte vond dat er in Emmen mensen op mij zaten te wachten. Ik reisde graag. Misschien wel omdat mijn vader als vertegenwoordiger ook veel reisde. In feite deed hij hetzelfde als ik: door het land trekken en praatjes vertellen.’

Het is jammer dat zijn vader maar zo weinig van hem heeft kunnen zien. Hij heeft zijn zoon nog wel het Leids Cabaret Festival zien winnen. Apetrots was hij. Twee jaar later was hij dood. Overleden aan verwaarlozing vanwege zijn alcoholproblematiek. ‘Zo jammer. Ik had het geweldig gevonden als hij nog veel meer had kunnen meemaken, en als hij Daniël had gekend.’Inmiddels is hij hem allang voorbij in leeftijd. ‘Ik had het tot op de dag uitgerekend. Omdat ik dat perse wilde halen. Dat is toch een kaap die je als zoon moet zien te ronden. Ik ben nogal van het magisch denken. Zeker als het om doodgaan gaat. Als ik vroeger op de snelweg op nummerborden MV zag staan -mijn initialen- ging ik ogenblikkelijk de cijfers optellen. Dat was dan de leeftijd die ik zou bereiken. Al wist ik toen nog niet dat MV op de nummerborden van alle motoren staat.’ Nog twee jaar, dan is hij ook zijn moeder in jaren gepasseerd. ‘Dan ben ik definitief de oudste van het gezin.’

Redbull als redding

De angst om jong te sterven zit diep. Verreck is een ware meester in hypochondrie. ‘Ik heb tijden gehad waarin de angst zo ongeveer alles overheerste. In mijn laatste solo-cabaretseizoen begon ik zelfs regelmatig te hyperventileren. Dan dwong ik mezelf om voor de voorstelling een blikje Redbull te drinken omdat ik ervan overtuigd was dat ik anders het einde niet zou halen. Panisch om ineens dood neer te vallen. Als ik op de snelweg reed viel mijn oog op elk ziekenhuis. “Oh, dat is gelukkig in de buurt”. Als dat soort angsten bezit van je neemt, kun je knettergek worden.’ Sinds Daniel er is, is hij zich nog meer bewust van zijn eigen onmisbaarheid. ‘want die jongen heeft mij nodig.’

Hij heeft veel aan zijn vader gedacht toen hij zelf vader werd. ‘Opeens wist ik: de komende twintig jaar heb ik een heel duidelijk doel. Ik was vroeger altijd bezig om erbij te horen. Het vaderschap heeft dat gevoel enorm versterkt: ik hóór erbij. Dat hoef ik aan niemand meer te bewijzen. Ik doe mee, want ik ben een vader. Dat is een heel geruststellende gedachte. Je bent als vader een beetje de leider van de roedel. Ineens krijg je ook een soort gezag: jij moet bepalen wat een ander doet. Door Daan heb ik mezelf beter leren kennen. Vroeger kon ik best een opgeschroefde jongen zijn. Door hem is er meer wijsheid, kalmte en ervaring gekomen.’

De buitenwereld reageert vaak onverwacht aardig. Als hij buiten wandelt met Daniel in zijn rolstoel komt hij vaak langs een sportschool. Zo’n sporthonk vol getatoëerde kerels met kale koppen. Laatst werd hij op de stoep aangesproken door een beer van een vent. “Ik zie jou hier vaak met je kleine jongen en ik wou even zeggen dat je een geweldige vader bent”.’

Nu hij het vertelt krijgt hij onmiddellijk weer een brok in zijn keel. ‘Ja hoor, daar ga ik weer… Het ontroerde me gewoon dat die man de moeite neemt om zoiets te zeggen. Zo’n schouderklop heb je af en toe nodig. Want het ís soms ook moeilijk. Dan doet zo’n reactie je verschrikkelijk goed. Laatst passeerden we een groepje hangjongeren. Kwam er zo’n jongen met een capuchon op ons af: “mijnheer, wat heeft-ie?”. Ik leg het die jongen kort uit, en hij zegt: “ik heb respect voor u. En ik hoop dat het goéd komt”. Dat is net als bij die man van de sportschool: ze geven even iemand een zetje omdat ze denken dat dat nodig is. Dat is pure liefde.’

Stilaan zijn we bij de Bosjes van Poot gekomen, een aantal met bomen begroeide steile duintjes. Horizontaal duwend komen we boven. Daan moet grinniken om de rollende stenen onder de wielen van de wagen, maar vooral om de gevarieerde geluiden die zijn hardwerkende vader maakt. De beloning komt met zicht op zee. Het geboomte is kaal, we hebben uitzicht naar alle kanten. De stad ligt aan onze voeten. Koningen, dat zijn we.

Hij denkt veel na over de toekomst, over hoe het later met Daan zal gaan. ‘Als ik somber ben, denk ik in heel naargeestige scenario’s. Ik wil die gedachten liever niet toelaten. Anders zou ik niet meer kunnen slapen. Ik weet dat ik er vertrouwen in moet hebben. In de zorg. En in Daan zelf. Hij heeft zo’n onweerstaanbare charme -ik laat even in het midden of dat genetisch is of niet- dat hij altijd hulp zal krijgen. Hij is op zijn nieuwe plek echt in heel goede handen. Als ik weleens mensen spreek die roepen dat het hier op het gebied van zorg wel een derdewereldland lijkt, zeg ik: kom maar ‘ns een middagje mee naar de school van Daan. Dan zie je wat beschaving is.’ ‘

Interview met Vera de Jonckheere in Den Haag Centraal

In Den Haag Centraal van 3 december 2020 stond een groot interview met Marcel door Vera de Jonckheere:

‘Daan is mijn beste vriend’

Uit het zojuist verschenen uiterst persoonlijke boek van de Haagse auteur, cabaretier en presentator Marcel Verreck (59) ‘De adem van mijn zoon’ spreekt een ongekende verbondenheid met zijn zoon Daniël (13). Ongezocht zijn vader en zoon nu ook verenigd in een Covid-19-besmetting die hen noopt in quarantaine te verblijven, gescheiden van elkaar. Het interview vindt daardoor eveneens op aerosol-veilige afstand plaats en per telefoon.

Marcels montere stemgeluid klinkt vanuit zijn in de Bomenbuurt liggende huis wat omfloerst en zijn rappe woordenstroom wordt af en toe onderbroken door een raspende kuch. Vaker door een warme stembuiging zodra hij het over Daan heeft: “Ik heb hem net even via FaceTime gezien, hij moest lachen toen hij mij zag.” Voor de vele volgers van Marcel op de sociale media behoeft het geen uitleg: Daan is een bijzonder kind, bijzonderder nog dan Dik Trom.

De trotse vader legt het graag uit. “Wereldwijd zijn slechts acht mensen getroffen door dezelfde aandoening als Daan. In het jargon van de klinisch geneticus op basis van DNA-onderzoek: PMR bij de novo mutatie GRIN1 gen, dat een rol speelt bij de glutamaatvorming in de hersenen. Ik zie de neuroloog nog het appelboortje in Daans bil zetten om het benodigde DNA-materiaal te verzamelen. De simpele uitleg is dat de bedrading niet goed functioneert, de receptoren van de zenuwbanen die van belang zijn voor de motorische en cognitieve ontwikkeling werken niet optimaal.” Het witte litteken dat het ‘appelboortje’ naliet, vormt voor poëet Marcel een van de vele kapstokken voor een klein impressionistisch schilderij-in-woorden.

Zijn boek over Daan (én Marcel, niet te vergeten) is in wezen een mozaïek van dagelijkse momenten, door de bril van een intens betrokken vader gesublimeerd tot een eerbetoon aan onvergankelijke liefde.

“Voor mij benadrukken de verhaaltjes tevens de tragikomedie van het leven. Het laatste wat ik beoogde is een klaagzang – die is ook totaal niet aan de orde. Ik weet dat er ouders zijn die een dubbelgehandicapt kind als kommer en kwel ervaren, maar ik zie mijn zoon als uniek, als een kind met iets wat anderen niet hebben.”

Hij beschouwt Daan als een groot geschenk, ook al blijven zijn eigen acrobatische toeren om hem bijvoorbeeld in bedwang te houden tijdens het veelvuldig verschonen van ‘enorme luiers’ – ‘je hebt er eigenlijk vier à vijf handen voor nodig’ – niet zonder gevolgen voor zijn gewrichten.

“Eerlijk gezegd ben ik wel een beetje gesloopt: vaak pijn in mijn rug van het tillen en mijn knieën laten het ook wel eens afweten. Een paar kilo minder zou inderdaad niet gek zijn, maar daar doet Corona nu weer zijn best op.”

Tragikomedie

Aan kwinkslagen ontbreekt het niet tijdens het gesprek, de cabaretier in hem zet zijn antenne voor relativering en tragikomedie bij voorkeur niet op ‘even niet beschikbaar’. ‘De adem van mijn zoon’ heeft dezelfde toon. Sporadisch breekt de pijn ‘als een vlammende pijl’ door, na bijvoorbeeld een onhandige constatering van een caissière – ‘weet je dat zulke kinderen heel veel kunnen met gebarentaal?’ – een peuterleidster op de crèche – ‘Daan doet een heleboel dingen nog niet’ – of een humeurige begeleider in de bus.

“Tien jaar geleden, rond de tijd dat het speciale aan Daan zich onontkoombaar openbaarde, nadat zijn moeder Margo en ik eerst lang meenden dat ieder kind nu eenmaal zijn eigen tempo van ontwikkelen heeft, ben ik begonnen mijn ervaringen met hem op te schrijven. Ja, we waren die beginjaren geneigd omstandigheden te creëren waardoor het allemaal logisch was. (gulle lach): Een beetje zoals Trump doet. Godfried Bomans ging ook pas op zijn vijfde praten, prentte ik mezelf in.

Overigens is er gelukkig geen enkele aanleiding om te denken dat Daan niet gezond zou zijn. Er zijn mensen met deze aandoening die epileptisch zijn en daar heeft hij geen last van. Zijn karakter is vriendelijk, lief, nooit lastig. Daan heeft een fabrieksinstelling van goedheid, hij is mijn beste vriend. Het voelt als wij samen, tegen de rest van de wereld.”

En, niet dat het doorslaggevend kan of mag zijn, maar met zijn zwarte ogen, enorme krullenbol en fijne gezicht is Daan reuze innemend en aantrekkelijk. Marcel wéét dat hij op borrels (van DHC) nooit meer succes bij de dames heeft, dan wanneer hij Daan voor zich uit naar binnen rolt. “Daantje steelt onaangedaan overal de show. Een foto van Daan boven een stukje over hem op FB, genereert gegarandeerd drie keer zoveel belangstelling.”

Indrukwekkende stoelgangmomenten

Het is niet altijd feest met de kleine man die intussen aardig uit de kluiten gewassen is. Marcel heeft wel eens op de rand gebalanceerd van de corrigerende tik.

“Die zou evenwel niets corrigeren, want Daan moet alleen maar lachen om boosheid, vooral om de daarbij behorende geluiden. Zijn gehoor is uiterst gevoelig.” Van het verschonen van de enorme ‘hygiënische windsels’ doet de auteur met onnavolgbaar enthousiasme verslag, in zeer plastische bewoordingen. De in het boek gebezigde omschrijving ‘indrukwekkende stoelgangmomenten’ is niet lichtvaardig gekozen.

“Het verschonen is een vorm van hogere acrobatiek die veel lichaamskracht vereist. Zonder armfixaties lukt het niet omdat Daan voortdurend uit is op obstructie. Laatst zetten twee juffen van tyltylschool De Witte Vogel, Daans middelbare school, zich aan deze schone taak … en ze belandden gedrieën op de grond.” Alle betrokkenen natuurlijk enorm geschrokken maar gelukkig raakte niets of niemand beschadigd. Hoe Marcel dat in godsnaam in zijn eentje voor elkaar krijgt, was de verbijsterde vraag van de juffen.

“Nou ja, ik ben natuurlijk sterk en heb intussen een tactiek ontwikkeld om niet tegen de stroom in te roeien. Toch gaat het wel eens mis, als er bijvoorbeeld een fixatie losschiet met alle gevolgen van dien. ‘Hou nou toch ’s op, man’, brul ik dan boos. Danig geschrokken van het harde geluid valt hij onmiddellijk stil, maar dat is echt een paardenmiddel.”

Van een bevriende medelezer kreeg hij over een eerdere versie van het boek het commentaar dat er ‘nogal wat snot, poep en pies’ in zat. Het bewoog de auteur tot een zekere beperking, maar het fysieke element is eenvoudigweg zeer aanwezig en ook dat weet Verreck tot kunst te verheffen.

“Het bijwonen van de geboorte van een drol tijdens een badsessie van Daan was voor mij een epifanie. ‘Wanneer zie je nou zoiets?” zegt hij met een enthousiasme alsof hij de Champions League Cup heeft gewonnen. Daarover gesproken, hoe gaat hij om met voetbaldromen die iedere vader nu eenmaal voor zijn zoon koestert?

“Tja, het is waar, elke vader hoopt op een klein Cruijffie. Daan voetbalt misschien niet, maar toont onbekommerd het meesterschap van de beperking. Het hebben van Daan is als een vervolmaking van mijn leven.”

Profeet

Ook op school is intussen aan het begrip beperking een prettige wending gegeven. De eerste keer dat Marcel werd geconfronteerd met de vastomlijnde, nogal concrete lesdoelen, kreeg hij een brok in zijn keel bij alle meedogenloze vinkjes achter ‘doel niet behaald’.

“Daans lesdoel is nu heel mooi geherformuleerd. Het Hebben van een Goed Leven! Ik ben heel blij met die mooie omschrijving.” Zo logisch ook, om Cruijff nog maar eens te citeren, terwijl Marcel verder filosofeert: “Het hebben van een goed leven is je vinden in je mogelijkheden en verwachtingen in verhouding tot andere mensen. Ik wil Daan geen profeet noemen (hij schiet weer in de lach), maar hij is een voorbeeld van waar het in de wereld eigenlijk om draait.”

Allerminst een klaagzang! “Ik leid een heerlijk leven waarin ik tot mijn vaderschap op mijn 46e volledig tegemoet heb kunnen komen aan mijn Bourgondische, gulzige eigenschappen. Mijn dromen over theateroptredens, daarin aardige vrienden opdoen, volop genieten en veel van de wereld zien, zijn alle uitgekomen.”

Het hele boek geurt naar familiezin, met een enkele weemoedige terugblik op het ouderlijk gezin Verreck waarvan hij de enig overgeblevene is. Het jonge sterven van zijn ouders en enige zusje noemt hij het ‘spoor van familiaal verdriet’.

“Mijn vader overleed in 1989, mijn moeder elf jaar later en zeven jaar geleden mijn zusje Mirjam. De ziekte van mijn vader openbaarde zich al in mijn jeugd, hij was behept met een wankelmoedigheid die soms resulteerde in overmatig alcoholgebruik. In feite was hij geruime tijd het gezamenlijk zorgenkind van mijn moeder en mij. We hielden veel van hem.” Toen hij stierf, schreef Marcel het liedje ‘Opgelucht verdriet’.

‘De adem van mijn zoon’ ligt naast hem op bed. Hij roept uitgelaten: “Toevallig kleurt het boek uitstekend bij mijn beddengoed. Nu ik hier zo voor pampus lig, lees ik er af en toe een verhaaltje uit en weet ik subiet weer wat ik van het bewuste moment leerde. Zoals de kinderen op het Weigeliaplein die op Daan en mij afliepen en vroegen: ‘wat is er met die jongen?’ Ik antwoordde naar waarheid: ‘Daan is vandaag jarig en jullie gaan voor hem zingen.’ Dat deden ze stante pede. Ook al ben ik niet wars van cynisme, ik besef dat van dat heerlijk kinderlijke denken zóveel meer kracht uitgaat.

Spel is gelukkig mijn uitgangspunt gebleven, ik ben geen verbitterd mens. Waar andere ouders zeggen dat alles zo snel gaat en je kind voor je het weet op kamers gaat, heb ik het geluk dat ik nog steeds een lieve baby thuis heb.”

Geboren: 1960, Den Haag
Opleiding: 1979, VWO 1e V.C.L. Den Haag
1979-1986 Studie Nederlands VU en UvA
Carrière: 1987, wint samen met Paul Pleijsier het Leids Cabaret Festival; 1987-1992 theaterprogramma’s Verreck & Pleijsier;
Vanaf 1992 soloprogramma’s en diverse samenwerkingen met opnieuw Paul Pleijsier, cabaretier Sjaak Bral en gitaarvirtuoos Johan Frauenfelder (De Règâhs)
Daarnaast werkt(e) hij veel voor tv, radio en geschreven media en hij publiceerde een aanzienlijk aantal boeken.

Tip: elke zaterdag verzorgt hij een actuele column op Den Haag FM. Vera de Jonckheere